Grenzen die verschuiven
70 jaar geleden - op 23 april 1949 - marcheerde de Nederlandse marechaussee Duitse gebieden binnen om deze te annexeren. Klokslag 12 uur `s middags reed een stoet Nederlandse militairen en ambtenaren de Duitse dorpen Elten, Suderwick en Tüddern in om er officieel het bestuur over te nemen. In 1963 werden de geannexeerde gebieden weer terug gegeven aan de Bondsrepubliek Duitsland. Een van de verhalen de we als Vereniging Sittards Verleden optekende werd verteld door de heer Frans Kessels. Hij werd geboren in Wehr op 5 november 1940 als zoon van Theo Kessels. Theo Kessels, geboren 15 augustus 1895, was afkomstig uit Kessel, midden Limburg, en bezocht de middelbare landbouwschool in Sittard die in die tijd gehuisvest was in het Kritzraedthuis. Hij overbrugde de afstand Kessel-Sittard met zijn “stoomfiets” maar was gedurende de week bij Sittardse mensen in de kost en leerde hier zijn toekomstige vrouw kennen. Zij was een dochter van de familie Kusters-Lumens uit Ophoven. De familie Lumens had een boerderij die gelegen was aan de Geuweg. Later kochten ze in Wehr nog een boerderij met een watermolen. Landbouwgrond werd verkregen aan de Wehrerweg richting Kempenkoel tegen Broeksittard aan. Lumens verpachtte de boerderij maar toen zijn dochter trouwde verhuisde het jonge paar naar Wehr en namen zij boerderij en molen over. Dit was begin jaren 20 van de vorige eeuw. Er waren voor de tweede wereldoorlog veel contacten met de Selfkant evenals familiebanden over en weer. Dat ging allemaal goed totdat de oorlog uitbrak. Vrienden werden ineens vijanden. Dat ondervond ook de familie Kessels. Op een dag hoorde de oudste dochter een stel vooraanstaande dorpelingen zeggen: “ Dat duurt niet lang meer en dan zitten die daar in Polen”. Dat sloeg op het Nederlandse gezin dat bekend stond als antiHitler. In 1944 lag het front tussen Sittard en de Selfkant. De Duitsers lagen richting Höngen en de geallieerden richting Susteren. Mensen uit het dorp moesten weg om plaats te maken voor de militairen. De mensen uit Wehr werden overgebracht naar kamp Vught en vader Kessels moest kar en paard klaar zetten voor het vervoer .Theo Kessels had een kar en een paard met veulen klaar gezet en zei: Wij gaan niet naar Vught , ik probeer de grens over te komen.” Hij bond het paard vast bij de boerderij zodat ze het me konden nemen en het hele gezin sliep die nacht in het bos. De mensen uit Wehr zijn diezelfde nacht naar Vught vertrokken en de familie Kessels ging ‘s morgens terug naar de boerderij en vonden het paard dat ze hadden laten staan. Die nacht sliepen zij weer in het bos . In Wehr woonde nog een Hollander, een zekere Lemmens. Hij stond op de uitkijk en waarschuwde de familie Kessels toen het veilig genoeg was om de grens over te steken. Via een veldweg liepen ze richting Broeksittard. Ze hadden alles wat ze konden vervoeren mee genomen en het vee achter de wagen gebonden. Zo vertrokken ze als vluchtelingen uit het land waar ze tientallen jaren hadden gewoond. In het ouderlijk huis in Ophoven konden ze niet terecht. Daar woonde zijn schoonbroer, Zef Lumens. Die is later, toen het land van Tienbunder onteigend werd naar de Noord Oost polder vertrokken Het gezin Kessels met hun 10 kinderen vond onderdak bij een oom en tante. Het verblijf ging langer duren dan verwacht. Vader ging naar het Stadhuis om de situatie te bespreken. Er werd een oplossing gevonden. Veel keus was er niet. De enige oplossing die men kon bieden was een huis , gelegen aan de Markt naast het stadhuis. Het was een café, annex uitspanning, tot het begin van de oorlog gerund door Max Kreijn en eigendom van Kallen. Kallen verkocht het pand aan de gemeente nadat de familie Kreijn in 1941 verhuisd was naar de Leijenbroekerweg en in 1944 stond het pand nog steeds leeg. Vader knapte samen met zijn zoons het pand weer op. Het pand was oorspronkelijk een boerderij en het gezin Kessels trok er samen met het vee in. Het land op de Wehrderweg werd bewerkt. Ze woonden er tot vlak na de oorlog. Sittard werd in september 1944 bevrijd maar net ten noorden van Sittard kwam het front stil te liggen met als gevolg veel bombardementen in onze omgeving. Kessels vroeg zich af hoe zijn boerderij in Wehr het eraf gebracht had en besloot om samen met een van zijn zonen ’s nachts een kijkje te gaan nemen. De boerderij stond er nog maar was volledig geplunderd. Op weg terug naar Sittard werden ze opgepakt en mee naar het politie bureau genomen. Zoon Gerrit mocht naar huis omdat hij nog jong was, maar Kessels heeft 3 dagen vast gezeten, enkel en alleen omdat hij de grens over was gestoken om naar zijn eigen huis te gaan kijken. De politie in Sittard was hem slecht gezind, waarschijnlijk vanwege het feit dat hij aan de andere kant van de grens woonde. Na de oorlog keerden de mensen van de Selfkant weer terug uit kamp Vught maar de familie Kessels kreeg geen toestemming om terug te keren tenzij ze al hun eigendommen, waaronder ook hun vee, in Sittard achterlieten. Dat wilden ze niet en dus bleven ze nog een tijd in Sittard wonen. Op een dag besloot mevrouw Kessels dat het tijd werd om terug te gaan naar Wehr. Ze bedacht een plan. Pa en ma en alle 10 kinderen trokken hun zondagse kleren aan en gingen naar het stadhuis met het vaste voornemen er niet te vertrekken zonder de benodigde uitreispapieren. Tot 3 uur ’s middags hebben ze daar met zijn allen op de banken gezeten. De actie had succes en uiteindelijk werden de papieren klaar gemaakt. Toen ze in Wehr aankwamen stond de boerderij er nog maar er zat geen raam of deur meer in het pand. De mensen uit Wehr hadden alles wat ze konden gebruiken eruit gehaald. Begrijpen kon de familie het wel want de bewoners van de Selfkant hadden zelf ook niks meer, maar het rechtmatig was het niet. Naast de boerderij lag de watermolen en Lumens had deze na aankoop voorzien van een waterturbine, hetgeen voor die tijd bijzonder modern was. Voordat ze de boerderij verlieten om naar Sittard te vluchten had Kessels de sluizen gesloten en de waterkelder, waar zich de turbine bevond, leeg laten lopen. Hier had hij porselein en tafelzilver, verpakt in blikken, opgeborgen en daarna de sluizen weer open gezet. Zo zou niemand in de kelder kunnen komen dacht hij. Bij terugkomst bleek ook dit allemaal verdwenen. Hoe dat had gebeuren snapte hij niet. Immers niemand was hiervan op de hoogte. De panden werden weer opgeknapt. Dit gebeurde door firma’s uit grote Duitse steden die om werk verlegen zaten. Armoe had de familie niet gekend. Nu de familie weer in Duitsland woonde hadden ze opnieuw problemen met de grens. Om het land te kunnen bewerken moesten ze de grens over en dat mocht niet. Sinds 1945 was de grens gesloten. Kessels ging hiervoor naar de Amerikaanse ambassade in Aken. Hij kreeg toestemming om zelf een slagboom te plaatsen, voorzien van een dikke ketting waar hij alleen mocht passeren om naar zijn land te gaan. Ook zijn kinderen maakten gebruik van deze grensovergang om in Sittard naar school te gaan. Op 30 maart 1949 ‘s middag, toen de kinderen terug kwamen uit school, stond er aan de Duitse kant, voor de rollen prikkeldraad, een fotograaf op de weg en hij maakte een foto van de kinderen. De volgende dag stond de foto in de krant met eronder de volgende tekst: „Noch heute Stacheldraht an der Deutsch-Holländische Grenze. Holländische Kinder, die auf Deutschen Gebiet zur Schule gehen.“ De fotograaf had het niet begrepen De kinderen gingen iedere dag te voet naar school en omdat zij in Duitsland woonden werden ze aan de Nederlandse kant van de grens voor “ Nutte Pruse” uitgemaakt en zodra ze weer terug op Duits gebied waren werden ze uitgescholden voor “Hollandse spekvreters”. De kinderen hebben het nooit kunnen vergeten. Kessels had vanwege de molen knechten in dienst die met kar en paard het meel bezorgde bij de boeren voor het vee en bij de bakkerijen. Zoon Frans herinnerde zich nog hoe hij met zijn vader op een dag door het dorp wandelde. Ze kwamen de ooit zo welgestelde dorpsgenoten tegen die hij toen had horen zeggen dat de familie Kessels wel naar Polen afgevoerd zou worden. Tot zijn grote verbazing nam vader de hoed voor hen af en groette hen. Zijn zoon begreep het niet en vroeg waarom hij uitgerekend deze mensen nog groette. “Jongen” zei hij, “je moet nog veel leren”. Later begreep hij dat deze mensen ook klanten waren van zijn vader. Er kon nu weer gezaaid en geoogst worden dankzij de speciale vergunning om de grens te mogen passeren. Op een dag ontdekte dochter Ellie toen zij, boven op de oogstwagen gezeten, bijeen van de buren naar binnen keek dat daar op de slaapkamer hun kleerkast stond. Zij zei dat thuis tegen haar vader maar hij geloofde haar niet. De volgende keer nam hij zelf plaats boven op de wagen en zag inderdaad zijn eigen kleerkast terug. Hij ging naar de buurman maar de man liet hem niet binnen. Kessels dreigde met de politie. De buurman deed open en liet hem de kast zien en hij was inderdaad van de familie Kessels. De kast werd terug gebracht . Later nam deze boer een meisje in dienst dat niet uit deze streek afkomstig was van. Het boterde niet tussen de boer en het meisje en voor ze vertrok kwam ze Kessels vertellen dat de boer ook nog het bestek en het porselein gestolen had. Opnieuw ging hij naar de buurman en vertelde wat hij van het meisje had gehoord. Eerst ontkende de boer maar uiteindelijk gaf hij toch alles weer terug. De familie Kessels is er blijven wonen. Een van de zonen nam het bedrijf over en zijn ouders gingen inwonen bij de dochter die ook in Wehr woonde. In de tachtiger jaren werd de landbouwgrond onteigend in verband met de bouw van een nieuwe wijk, de Kemperkoul en de zoon verkocht de boerderij en de molen en vertrok naar Zevenbergsche Hoek. Zoon frans trouwde een echt Zittesj maedje, de dochter van Mieneke Zinken en zij gingen in Sittard wonen. Met dank aan de familie Kessels-Zinken
Rhein-Echo van 30 maart 1949 11000 Menschen in der Sperrzone
Nur zwei wollen zu Holland Geilenkirchen, 9. März.
Es begann damit, dass vor acht Tagen der Leiter der zuständigen Zolldienststelle beim Amtsdirektor des Amtsbezirk Selfkant erschien und die Einwohnerkartei abholte. Seitdem pfeifen es die Spatzen im ganzen Kreis Geilenkirchen Heinsberg von den Dächern, dass die ersten Verwaltungsmassnahmen zur Ausgliederung des Amtsbezirks Selfkant aus Deutschland unmittelbar vor der Tür stehen. Die sogenannte Sperrzone, bisher ein schmaler Landstreifen entlang der Grenze, soll über den ganzen Amtsbezirk Selfkant ausgedeint werden, und alle 6500 Einwohner des Bezirks sollen vorläufige Sperrzone einen neue Ausweiss erhatlten. Aehnliche Massnahmen wurden im deutsch-belgischen Grenzgebiet des Kreises Monschau eingeleitet. Dort werden etwa 4500 Menschen betroffen. Verwaltung weiss vonn nichts Wie gesagt, die Spatzen pfeifen es von den Dächern, aber die deutsche Verwaltung weiss offiziell von nichs. Der Amtsdirektor telefonierte mit dem Landrat und dem Oberkreisdirektor, der Landrat nahm seinerseits Verbindung mit der Landesregierung, in Düsseldorf auf. Auch dort war nichts bekannt; Der Ministerpresident war kurze Zeit vorher erst von der Tagung der Europa-Union aus Brüssel zurückgekehrt, wo er auch mit belgischen Politikern über den Gedanken des neuen Europa discutiert hatte, in dem die Grenzpfähle zwischen den europdischen Staaten mehr und mehr ihre trennnende Wirkung verlieren sollen. Davon, dass einige vierundzwanzig Stunden später rund elftausend Menschen seines Landes durch drie bevorstehende Versetzung der 'Grensphäle in Aufregung versetzt werden sollten, hatte dem ministerpresidenten niemand etwas erzählt. Nervenkrieg setzt ein. Für die elftausend Menschen an der Grenze setzte nun der Nervenkrieg mit voller Kraft ein. Sie wussten, dass ihre Sperrzonenausweise bereits ausgeschrieben waren und dass die Zollverwaltungt nur auf die Anweisung der Militarregierung zur Ausgabe wartete. Darin sicherten , die Gerüchte - von „drüben" ein. Belgische und holländische Zeitungen nannnten Termine für die Schliessung der Sperrzone, der 9, und der 10. März wurden gcnannt. Einer flusterte es dem anderen zu: Wir werden holländisch, belgisch, morgen oder übermorgen. Der Fluch des 20 Jahrhnnderts, die ewige Unruhe und Ungewissheit über das weitere Schicksal am nächsten Tag, feierte wieder Triumphe, Beim Notar in Gangelt, wenige Kilometer vor dent SelfkantBezirk, gibtt in den letzten Tagen- einer dem anderen die Türklinke in die Hand. Jeder, der im Selfkant Land besitzt und nicht dort wohnt, will es noch schnell losschlagen. Die Wartenden im Vorzímmer des Notars klagen: ,Wie haben sich die Zeiten verändert. Fruher, vor dein Kriege, hatten wir Land im Holländïschen und konnten es frei und unbehindert bewirtschaften. Seit dem Krieg wird dieses Land von holländischen Bauern bewirtschaftet: Sie zahlen ihre Pacht an den Treuhänder, den hollándischen Staat, aber wer wes, ob wir jemals wieder etwas davon sehen. Jetzt wollen wir mit unserem Land im Selfikantbezirk nicht noch einmal die gleichen Erfahrungen machen" Die Angst diktiert Ein Unternehmer aus dem Ruhrgebiet erscheint und will seinen Bagger aus dem Selfkant herausfahren, der bis jetzt dort für Erdarbeiten gedient hat. Der Amtsdirektor beschwört ihn, es nicht zu tun; die Bevölkerung wurde völlig kopfscheu. Der Unternehiner spricht: von trüben Erfahrungen, Zehn Bagger von ihm stünden noch heute in der Tschechoslowakei, sagt der Mann. Aber alles ist schliesslich nicht das Schlimste. Was wird aus den Kindern, die im Seltfkant wohnen und ostlich der vermuteten Grenzlinie zur Schule gehen; aus den Arbeitern dort, die bis jetzt täglich ostwarts in deutsche Zechen gefahren wurden? Natürlich, sie können unter Umständen in holländische Scholen gehen oder auf holländischen Zechen ein fahren. Das alles wird man regeln können. Doch es bleibt trotz allem eine schwerwiegende Frage, die leider nicht befriedigend beantwortet werden kann. Warurn geschieht das alles? Warum schafft man Verwirrung durch neue Grellzpfähle, wo doch offentsichtlich nicht wenige massgebliche Leute in Europa daran denken, die alten auszureissen oder ihnen doch wenigstens alles von ihrer traurigen Bedeutung zu nehmen? Es gibt genug Leute im Selfkant, die auf diese Frage eine Antwort geben können aber díese Antwort ist deprimierend, sie wäre nicht geeignet, einen von der Idee des neuen Europa beseelten Idealisten neuen Auftrieb zu geben. Ein kluger Mann im Selfkant, der uns händéringend bat, nicht genannt zu werden (,Man kann ja nicht wissen, was die „drüben"; mit einem machen") sagte uns:.. `finden hier im Selfkant unter den 6500 Menschen nur genau zwei Mann, die zu Holland wollen.' Die zwei haben grösseren Grundbesïtz drüben jenseits der Grenzen und hoffen, dass sie ihn wiederkriegen, wenn sie Holländer werden. Alle anderen 6498, einschliesslich der nicht wenigen Holländer die bei uns wohnen, sind dagegen. Wir wissen, dass sogar die übergrosse Mehrzahl der Holländer, die drüben in den holländischen Grenzgebieten am Rande des SeIfkant wohnen, dagegen ist. Sie sehen alle nicht ein, warum man neue Verärgerung durch Grenzpfähle schaffen Schaffen soll, wo doch Holländer und Deutsche bis zur Kriege mit dem Binsbergen Grenzen sehr gut aussgekommen sind. Diese neue Grenzziehung, sagen sie, schafft nur Spannungen wo bisher glücklicherweise keine waren, Aber es gibt etwas, das mehr wiegt, als die Wünsche von deutschen und holländischen Mehrheiten: das sind die holländischen Kohleninteressen. Der Selfkant, das weiss man seit 1910, liegt auf hochwertiger Kohle. Südlich des Selfkants, in unmiltelbarer Nähe der Grenze, liegen auf holländischem Gebiet mehrere Zechen, darunter Mautitz, die grösste Zeche Europas, Die holländischen Kohleninteressenten wollen den Selfkantzipfel abschneiden und des halb wird er abgeschnitten.'' Im Büro des Oberkreisdirektors in Geilenkirchen, zu dessen Kreis der Selfkantbezirk gehört, klopften wir einmal auf den Busch. Wir blickten auf die Karte und sagten: .Es ist wirklich nicht der Rede wert, dieses Selfkantzipfelchen, auf der Karte Ettropas überhaupt nicht zu erkennen, nicht einmal soviel Gemeinden wie Finger an zwei Händen. Die Holländer haben ihre Gründe, warum sie es abgeschnitten haben wollen. Sie wollen eine Entlastung für ihre Hauptverkehrsstrasse SittardRoermond, und sie wollen natürlich die Kohle. Lohnt es daruber ein Wort zu verlieren? Da stiessen wir auf energischen Protest. Es is nicht die Strasse, es sind nicht die Kohle. Wir gönnen die Holländer beides. Aber könnte man diese Fragen nicht in gegenseitigen Einvernehmen reglen? Muss man deshalb das umstrittene Zipfelchen einfach abzwacken und die Bevölkerung durch plötzliche Massnahmen in Verwirrung stürzen? Ueberlegen Sie, man macht Anstalten, von einem Lande 11000 Menschen abzuschneiden und der Ministerprasident in der Landeshauptad weiss offiziell nichts davon: Nehem Sie es mir nicht übel, aber meine Hoffnung auf die Zukunft ist uni mehrere Grad unter Null gesunken." Kann man dem Manne das in der Tat übelnehmen? - Die Bevölkerung der betreffcnden Gebiete sagt nichts, sie flüstert nur. Sie meint dass es sich vielleicht eines Tages rächen könnte etwas gesagt zu haben. Es isst jetzt alles in allen gut ein halbes Menschenalter her, dass sie nicht mehr weiss wer am Hebel ihres Schicksals sizt. Diesmals soll es ein Geheimkonferenz in Paris gewesen sein, auf der man angeblich die neue Massnahme an der Grenze abgesprochen hat. Kein Wunder, dass die Leute fatalistisch sind, Als wir durchs Selfkant, fuhren stand mit weisser Farbe quer übers Straseenpflaster geschrieben: Deutsch trotz Annexion. Der Fotograf sprang aus dein Wagen und wollte einen der Vorubergehenden mit der Inschrift fotografieren. Niemand wollte das, aus Angst, vor später. Wann hört das endlich einmal auf, dass wir Angst vor später haben müssen?