1874-1966 Het Stadhuis van architect Weber

Gepubliceerd op 2 november 2021 om 21:38


Het Stadhuis te Sittard Al in de 13de eeuw moet er op de markt een stadhuis gestaan hebben. Het gebouw wordt in oude geschriften vermeld als Gewandthuis. De benedenverdieping diende als overdekte marktplaats, op de eerste verdieping werd vergaderd en de zolders dienden als opslagplaats. Het lag op de plaats waar zich nu de lunchroom van Schrage bevindt. Dit stadhuis werd vernield in 1542 toen de Brabantse troepen onder leiding van René van Oranje Sittard veroverden. Sittard, in die tijd behorende tot het hertogdom Jülich, vroeg aan de hertog van Jülich medewerking voor de bouw van een nieuw stadhuis. De hertog had een Italiaanse architect in dienst, Maximiliaan Pasqualini, die de opdracht kreeg om hier in Sittard een groot stadhuis te bouwen midden op de markt. Het werd een indrukwekkend gebouw; 50 meter lang en 17 meter breed en voorzien van toren. Wie graag wil weten hoe het uitzag kan in Düsseldorf gaan kijken; daar werd in dezelfde periode een vergelijkbaar stadhuis gebouwd en dat staat er nog steeds. Het stadhuis in Sittard was geen lang leven gegund. In 1561 startte men met de bouw en een goede eeuw later, in 1677, werd het stadhuis door de Fransen in een ruïne veranderd. Deze ruïne is nog lang op de markt blijven staan. De gemeenteraad moest op zoek naar een nieuwe plek om te vergaderen. Geld voor een nieuw stadhuis was er niet. Tot 1802 vergaderde men gewoon bij bestuurders thuis. Dit veranderde na een volgende invasie van de Fransen. De Fransen, die van mening waren dat kloosterlingen teveel invloed hadden, confisqueerden de kloosters en stuurden de priesters en nonnen naar huis. De grote kloostergebouwen lagen leeg en het stadsbestuur dat al zolang niet had kunnen beschikken over een geschikte vergaderruimte besloot om het Dominicanenklooster aan de Oude Markt in te richten als stadhuis. Tevens werden enkele klaslokalen gebruikt als gevangenis. In 1852, bij de komst van de Jezuïeten, moest het klooster echter ontruimd worden. De gemeente huurde toen een paar kamers van het huis van Madame Meyer aan de Markt. Sedert 1866 deed een lokaal van de nieuwe stadsschool (1863 ) dienst als raadhuis. In 1871 werd een terrein aangekocht aan de Markt voor 3.500,- gulden. Architect Weber werd gevraagd om een nieuw stadhuis te ontwerpen en in de vergadering van 13 maart 1871 werden de plannen van architect Weber goedgekeurd. In juni 1871 was er een vergadering van de gemeenteraad, waarbij de heer Weber tekst en uitleg gaf voor een eventuele aanbesteding door de aannemers. Aan de bezwaren van de heer Laudy, aannemer alhier, werd tegemoetgekomen. De heer Rutten, raadslid, opperde het idee gasbuizen aan te leggen in de nieuwbouw. De raad kon zich daarmee verenigen. Bij de openbare aanbesteding kwam het volgende uit de bus: Lemmens te Sittard 17.968,- Laudy te Sittard 15.941,- Ubachs te Nieuwstad 15.464,- Lahaye te Sittard 15.000,- Limpens te Sittard 12.838,- Uiteraard alle prijzen in guldens. De gunning ging naar Limpens, behoudens goedkeuring door de raad. De eerste steen werd feestelijk gelegd op 18 augustus 1871. Een door de heren Weber, Limpens en de burgemeester getekend protocol, waarin de plechtigheid beschreven is, werd tussen twee glazen in een mergelsteen geschoven en daarna door de burgemeester ingemetseld, waarna de andere heren hun eigen steentje bijdroegen aan het metselwerk. De burgemeester hield een langdurige rede waarin hij de geschiedenis naging van het oude stadhuis, de respectievelijke volgende raadkamers onder de loep nam en eindelijk de hoop uitdrukte dat dit “grootsche” gebouw in de toekomst getuige zou zijn van Sittards bloei en welvaart. Tot slot speelde de aanwezige fanfare het Wien Neerlandsch Bloed. 10 November 1874 werd het stadhuis plechtig geopend, waarbij burgemeester Arnoldts een rede hield, waarin herinnerd werd aan het oude stadhuis dat in 1677 een prooi der vlammen werd en het grote leed dat Sittard geleden had van de zijden der plunderende Fransen. Hij eindigde ten slotte: “met fierheid te gewagen van de groote werken die in de laatsten tijd tot stand waren gekomen.” Om dit plechtige feit te vieren gaf men een groot banket in Hotel du Limbourg. Het stadhuis werd geïllumineerd en op de Markt werd vuurwerk afgestoken. Tot slot had ’s avonds om 8 uur in het nieuwe gebouw een bal plaats en de avond daaropvolgend een volksbal. In 1912 werd begonnen met de restauratie van de voorgevel van het stadhuis. Kosten meer dan 4000,- gulden. 10 November 1924 had in de bovenzalen van het stadhuis een plechtige feestvergadering plaats ter herdenking van het 50-jarig bestaan van dit gebouw. Bij deze gelegenheid was de raad bijeengekomen met de commissie tot bevordering van het vreemdelingenverkeer en het ambtenarenkorps. Burgemeester Gijzels sprak de feestrede uit, waarna de heer H. Delougne, lid van de gemeenteraad en voorzitter van de genoemde commissie en de heer van Wessem het woord voerden. Na afloop van de officiële plechtigheid werden drankjes aangeboden, een foto gemaakt en aan iedereen de nieuw verschenen Gids der gemeente uitgereikt. Nog geen honderd jaar later, in 1961, vond het stadsbestuur dat Sittard niet kon achterblijven bij Geleen. Sittard moest veranderen in een moderne winkelstad en wat was nu een moderne stad zonder een vestiging van V&D. Het Stadhuis moest helaas wijken voor de vooruitgang zoals zo menig ander historisch pand. Zo werden in 1961 het stadhuis met de aangrenzende panden verkocht aan V&D en 23 februari 1966 werd begonnen met de afbraak van het stadhuis. Nog een keer, tijdens het 750-jarig bestaan van de stad was te zien hoe het oude stadhuis eruit had gezien. Men had een replica van de voorzijde van het stadhuis voor de huidige V&D geplaatst en vermoedelijk hebben velen nog eens met weemoed teruggedacht aan dat oude stadhuis waar ze getrouwd waren en hun kinderen hadden laten inschrijven in het geboorteregister.