Carnaval 1932
!932 was vooral voor de Marotte een belangrijk jaar. De club bestond 50 jaar en dus zou het een bijzonder carnavalsseizoen worden en dat werd het ook maar wel anders dan verwacht. Dit gouden jubileum werd de meest zwarte bladzijde uit haar historie.
Economisch en politiek gezien was de situatie voor carnaval vierend Sittard niet gunstig. Het waren moeilijke tijden.
De economie
De New Yorkse effectenbeurs stortte in 1929 in. Dit gebeurde na een periode van hoogconjunctuur en heftig speculeren. De steunaankopen die de bankiers hadden gedaan om een crisis te voorkomen, bleken slechts uitstel van executie te zijn geweest. Maandag 28 oktober was het uitverkoop op Wall Street. Grote aandelenpakketten werden voor lage prijzen van de hand gedaan en de deskundigen die de gemoederen eerder nog hadden weten te bedaren, konden de rust niet meer doen terugkeren. De koersval was begonnen. Weken achter elkaar bleven de koersen zakken. Uiteindelijk zouden ze dat blijven doen tot de zomer van 1932.
In Nederland waren die effecten niet direct merkbaar. Pas in 1931 sloeg hier de crisis toe. De werkloosheid verdubbelde dat jaar en de economische groei stokte. Sterker nog, er was een economisch daling van vijf procent. Als gevolg van de stijgende werkloosheid - 15 procent van de beroepsbevolking zat zonder baan - sloeg ook de armoede toe. De treurige economische situatie maakte dat een steeds grotere groep zich keerde tegen het geldverkwistende carnavalsfeest.
De politiek
In Sittard werden eind 1931 pamfletten verspreid van organisaties tegen drankmisbruik zoals van de Nationale Christen-Geheelonthouders-Vereniging en van het Limburgse Kruisverbond. Dit waren actiegroepen die tegen de viering van carnaval waren en zij dienden bij B&W een verzoek voor de afschaffing van carnaval.
De kerk
Ook de kerk mengde zich in de strijd. Zij richtte een verzoek aan B&W om te besluiten dat het niet meer geoorloofd was zich gemaskerd of onherkenbaar in het openbaar te vertonen. De Nederlands Hervormde gemeente en ook het bestuur van de Wereldlijke Derde orde van H. Franciscus sloten zich daar bij aan.
De kranten stonden dagelijks vol met ingezonden stukken van voor- en tegenstanders van carnaval.
Om het 50-jarig jubileum te kunnen vieren werd er een loterij gehouden om de kosten te dekken. Daarnaast was er in restaurant de Schteinen Schloes een Venetiaans bal. Men had bij B&W een subsidie van Fl.1000 willen vragen maar vanwege de zorgelijke tijden werd dit verzoek weer ingetrokken.
Op 11 januari vond de eerste zitting plaats die succesvol verliep.
Daarop volgde op 18 januari de raadsvergadering waar de raad onder leiding van burgemeester Coenders na een lang debat besloot met 8 stemmen voor en 7 stemmen voor de afschaffing van de maskerade op straat en in de zalen. De Deken had vooraf alle raadsleden persoonlijk benaderd. Toen het besluit bekend werd braken er rellen uit in de stad en bij diverse raadsleden werden de ruiten ingegooid. Vooral op de Rijksweg Zuid en de Markt werd het protest nog vergezeld van vuurwerkbommen en carbid-bussen. Politie en marechaussee wisten uiteindelijk om 3 uur ’s nachts de relschoppers uit een te drijven.
Op 20 januari dreigde de burgemeester de cafés te sluiten en er kwam een verbod om te vergaderen zolang de rellen voortduurden. Door de vele politiepatrouilles nemen de rellen af en het samenscholingsverbod werd 30 januari opgeheven. Diezelfde avond kwamen de Marotte en de buurtverenigingen bij elkaar in de Luxor. De verenigingen waren bereid om mee te werken aan de optocht maar op de zitting van 31 januari moesten de Marotten toch meedelen dat de optocht niet door kon gaan.
Dankzij de Steenweg kwam er in 1932 toch nog een optocht. Het optochtcomité 1932 onder leiding van Karel Brull gaf M. Dols de leiding voor de organisatie. In een week werd er een optocht uit de grond gestampt. Door al de gebeurtenissen vooraf was er in 1932 geen prins uitgeroepen. In de optocht waren geen masker te zien en alles verliep zonder rellen.
Bij één gebeurtenis moest de politie toch optreden. Rond 1 uur trok er een groepje door de straat. Op een ezel gezeten zag men Sjeer Schmeits als Mahatma Ghandi met daarachter eveneens op een ezel gezeten en in het zwart gekleed Dom van de Bergh en Willem Roncken. De politie leidde de groep naar het politiebureau en verbaliseerde de hele club. Op 8 april diende de zaak voor de kantonrechter. Deze zag de humor er wel van in en sprak de mannen vrij.
Uit het optochtcomité 1932 ontstond naar aanleiding van alle problemen rond het maskeradeverbod een nieuwe carnavalsvereniging: De Aanhauwtesj. Voorzitter was M. Dols, een van de leden was Toon Hermans.
Najaar 1932 was het belangrijkste agendapunt op de eerste Marottevergadering van het nieuwe carnavalsseizoen “het terugverkrijgen van “t Carnaval”. Na overleg met buurten en verenigingen werd er op 14 november 1932 een verzoek aan B&W gezonden om terug te komen op het raadsbesluit van 18 januari. Er werd een lijst met 2699 adhesiebetuigingen overhandigd. Het voorstel kwam in de raad op 27 december.
Verhagen wilde het besluit geheel terugdraaien.
Beckers was voor het dragen van maskers op straat tot 21.00 en op besloten bals tot 24.00.
Verheggen wilde maskers toelaten op straat van 13.00 tot 21.00 en in cafés van 13.00-24.00. Al deze voorstellen golden voor de maandag en de dinsdag.
De motie Verheggen werd aangenomen met 9 voor en 6 stemmen tegen. Van de zijde van kerk kwam geen reactie.
De zwarte bladzijde uit de geschiedenis van de Marotte kon omgeslagen worden en met nieuw enthousiasme kon het volgende carnavalsseizoen van start.
Bron: Vasteloavend in Zitterd door de jaore haer.
Algemeen Handelsblad 7-02-1932
IN HET HOERAERIEK VAN VORST MAROT. Gouden feest van zotternij
Vastenavond en folklore. - Narren in verdrukking. - Sittard In zak en asch.
Men moet lang In ons Zuiden hebben geleefd om goed te begrijpen wat Vastenavond en carnavalsvereenigingen voor de bevolking beteekenen. Over Carnaval zelf berichtten wij vroeger reeds het een en ander, nu iets over de carnavalsvereenigingen en de plaats, die ze In het volksleven innemen.
Of er een historisch verband Is te leggen tusschen de narrengezelschappen uit de Middeleeuwen en onze Carnavalsvereenigingen. In zoover die nog bestaan, zullen we hier niet onderzoeken. Vermoedelijk is dit wel het geval en zal de oorsprong in het Rijnland te zoeken zijn, van waaruit In de Middeleeuwen eens de groote Narrenwagen naar Limburg en Vlaanderen trok. De moderne historie der Carnavalsvereenigingen in Limburg begint bij de Sociëteit Momus te Maastricht, waaruit voortkwamen Jocus te Venlo, Flarus te Roermond, de Marotte te Sittard en oog een paar kleinere vereenigingen als de Potentoaten te Beek. Momus veranderde in den loop der jaren iets van karakter, werd bovenal een sociëteit, met liefdadige onderafdeelingen. Andere gezelschappen verliepen, alleen de Sittardsche Marotten bandhaven tot heden nog zuiver hun karakter als Carnavalsvereeniging. Toch moet men zich zulke organisaties niet voorstellen als uitsluitend actief tegen den Vastenavond; ze beteekenen meer. De Maastrichtsche Momus b.v. stichtte een Oud-Mannenhuis, een Soepkokerij, enz.: de Sittardsche Marotten verleenden hunne medewerking aan feesten van liefdadigen, nationalen en zelfs religieuzen aard. Zoo kon het eenige jaren geleden gebeuren, dat in vollen zomertijd het hoofd der Sittardsche geestelijkheid vorst Marot bedankte voor de medewerking aan een viering van godsdienstigen aard verleend. Hieruit blijkt wel, dat zulke organisatie iets bijzonders van het volk vertegenwoordigt.
Deze Marotten bestaan nu vijftig jaar. Zooals de Venlosche Jocus ontstond uit het Maastrichtse Momus, werd het Sittardsche Narrengilde uit de Venlosche vereeniging geboren. Het lidmaatschap daarvan en het vervullen eener actieve functie In zulke organisatie vond men vooral vroeger niet beneden de waardigheid van een deftig en verstandig mensch. Zoo hadden de Marotten als hun vorst o.a. gedurende zekeren tijd een katholiek Kamerlid. Sindsdien is er wel iets veranderd: vooral In de laatste jaren wordt immers tegen carnaval een stille, doch felle strijd gevoerd. Niettemin de Marotten vieren bun vijftig- jarig jubileum. Vijftig is eigenlijk een veel te helder getal voor een carnavalsvereeniging, die met veelvouden van elf rekent. Een halve eeuw beteekent echter ook wat!
Er zou dit jaar een gedenkboek zijn uitgekomen, dat voor de vrienden van folklore zeker belangrijk ware geweest. Men had erin kunnen lezen, hoe dit gilde ontstond, met de bedoeling do carnavalsviering te veredelen en het vreemdelingenverkeer te bevorderen, welke fantastische en snaaksche dingen het zooal uitvoerde, wat voor luisterrijke en grappige stoeten het organiseerde en welke betekenis het had in de folklore van ons land. De gemeenteraad had al een subsidie van fl.1000 toegestaan, doch het provinciaal bestuur keurde dit raadsbesluit niet goed. Om de vroolijke jubilarissen het plezier nog wat verder te verzuren werd den Marotten de toestemming onthouden tot het organiseeren van een fakkeloptocht met herauten. Men had er zich zooveel van voorgesteld, fakkels van
driekleurig licht: rood, geel, groen; met carnaval zelf de Gilles van La Louvière in den grooten stoet.....het mocht niet zoo wezen!
Het Hoeraerijk van Vorst Marot heeft een eigenaardige constitutie. Aan het hoofd ervan staat Vorst Marot, voorzitter van den Raad van Elf, (het gekkengetal), verdere functionarissen zijn een protocolist en een schatmeester. Als andere waardigheidsbekleeders noemen we nog de ridders in de Orden van "de boentje Pappegei" (bonte papegaai), de “Kreeenden Haan" (kraaiende haan), de “ Bökende Äzel" (balkende ezel), Deze onderscheidingen worden verleend aan diegenen, die zich ten opzichte van vastenavond of van de Sittardsche taal bijzonder verdienstelijk hebben gemaakt. De gewone onderdanen In dit rijk heten "Hoeraes", met welk vreemd woord, waarvan wij geen afleiding konden vinden, vastenavondgekken of gemaskerden worden aangeduid.
Een heel bijzondere positie neemt Prins Carnaval in. Deze wordt gekozen door den Raad van Elf uit de ongehuwde Jongelui van de plaats. Bij zijn Installatie wordt hem de Marottekap met de twee hooge veeren op het hoofd gezet en den prinsenstaf met papegaai overhandigd. Op het z.g. Marotte-Prinsenbal geschiedt de bijzondere huldiging, die niet alleen bestaat In het werpen van confetti en serpentini, ook in vele omhelzingen en schuchtere zoentjes door het schoone geslacht Als dank voor de huldiging pleegt de prins te trakteeren op dat eigenaardig gebak, dat men nonnevotten noemt.
Zijn grootste glorie beleeft hij natuurlijk met carnaval zelf. Zondags wordt hij ingehaald per zegekar van Romeinsch model, getrokken door vier paarden. In den grooten optocht, die ‘s Maandagsmiddags trekt, Is hem de eereplaats toebedeeld op den laatsten en schoonsten praalwagen. In de goede dagen van de Marotte werd de prins bovendien officieel op het stadhuis ontvangen. De vroegere burgemeester van Sittard wilde daar eerst niet aan maar toen hij eens een ontvangst, door een der wethouders had afgezien, verzwonden zijn bezwaren. Zulk medeleven door autoriteiten wordt door de bevolking steeds zeer gewaardeerd.
Om tegen Vastenavond de stemming op hoog peil te krijgen worden weken van tevoren, naar Rijnlandsch model al Sitzungen gehouden. Men repeteert en er dan carnavalsliedjes van het jaar, humoristen bestijgen een soort Middelleeuwschen narrenkansel, gemaakt van een opengebroken ton, de protocolist leest berijmde, plaatselijke toestanden hekelende verslagen voor, men vertoont vroolijke parodies en revues, kortom de zotternij viert hoogtij. De Marotten jubileeren, misschien met een bezwaard gemoed. Om onbegrijpelijke redenen heeft men dit voor Limburg zoo typische gilde wel wat erg ongemoedelijk behandeld en gehinderd bij de viering. Bovendien verbood de gemeenteraad (die er nu al erge spijt van moet hebben) het maskeeren, waardoor carnaval dil jaar In verdrukking raakt. Uit moedeloosheid en als protest trekt b.v. de bekende optocht al niet uit. Het zou anders juist dit jaar juist de elfde geweest zijn! Nu heerscht er In plaats, van vroolijke verwachting, wrok en verslagenheid en men filosofeert over ‘s werelds ondank, vergelijkende de eervolle ontvangst te Arnhem op het groote folkloristische feest in 1919, waar de Marotte van den burgemeester van Gelre's hoofdstad een eerebeker mochten ontvangen, met ondervindingen uit de laatste maanden. Niet dispereeren brave Marotte. Zelfs de narren zal men niet altijd verdrukken. Eenmaal wordt ook weer waar het slot uit het liedje van 1885:
Vivat Marotte, veer laoten hoog uch laeve, Soolang es zich oos schtedje Sitterd nuimt
E volgend jaor zal dan den Optoch waerde,
Dae wurdt da schoon, prechtig en weltberuimd.
Wanneer de aftredende Prins Carnaval in het Jaar zijner regering getrouwd is, ontneemt men hem, bij de keuze van een opvolger, de hooge veer van den hoed, deze wordt of verbrand of in stukken gebroken. Prins Carnaval mag het jaar zijner regeering niet ontluisteren door in het huwelijk te treden en het vroolijke vrijgezellenleven vaarwel te zeggen.
Op het laatste moment heeft men te Sittard toch nog een Carnavalsoptocht georganiseerd. blijkbaar buiten de Marotte om.