De marktmeester en St. Joep

Gepubliceerd op 9 maart 2023 om 22:30

 

De marktmeester en Sint Joep

 

De marktmeester

Zef Schrijen was marktmeester te Sittard van 1959 tot 1988. Hij werd geboren op 20 maart 1928 te Broeksittard, doorliep de basisschool in Broeksittard en tijdens de oorlogsjaren de HBS op het College in de stad. Na zijn diensttijd kreeg hij in Sittard een baan bij de Rijksdienst voor Uitvoerende Werken, die zich onder meer  bezig hield met het tewerkstellen van werkelozen bij de kanalisatie van beken. Zef was er verantwoordelijk voor de statistieken en de financiële administratie. Na twee jaar solliciteerde hij naar een baan bij de gemeente Sittard. Hij kwam terecht op de afdeling bevolking maar na een half jaar werd hij overgeplaatst naar financiën.

Toen de befaamde ambtenaar Harie Mennens met pensioen ging, werd Schrijen gevraagd om diens taak over te nemen. Die bestond onder andere uit het innen van straatbelasting, hondenbelasting, vermakelijkheidsbelasting en precariorechten en daaraan verbonden de organisatie van markten en kermissen. De allerbelangrijkste dag voor een Sittardse marktmeester is 19 maart, de dag van de jaarmarkt, na de markt van Laren de grootste van Nederland.

 

De voorbereiding op Sint Joep

November / december

Met de voorbereidingen voor Sint Joep was altijd veel werk gemoeid. Ze begonnen al in november. De meeste marktlui zijn lid van de Centrale Vereniging voor Ambulante Handel en ontvangen het vakblad De Koopman. Via een advertentie in dit vakblad riep marktmeester Schrijen potentiële deelnemers op zich aan te melden voor de jaarmarkt. Zij dienden in te schrijven onder vermelding van het aantal kramen of benodigd aantal vierkante meters en aan te geven welke handelswaar zij aanboden. Schrijen maakte een lijst van de kandidaten en bekeek vervolgens hoeveel plaatsen er beschikbaar waren. De vraag was altijd veel groter dan de aangeboden ruimte. De vaste deelnemers aan de donderdagmarkt hadden recht op hun vertrouwde stek. De gewone markt werd tot jaarmarkt uitgebreid door plaatsen beschikbaar te stellen in de Paardenstraat, Putstraat, Nieuwstraat, Walstraat, Oude Markt, Kloosterplein en Deken Tijssenstraat. Later werd op verzoek van de winkeliers de Haspelsestraat daaraan toegevoegd om de marktbezoeker de stad in te lokken.

 

Januari / februari

In februari stond Schrijen de pers te woord. In die tijd mocht een ambtenaar dit nog zelf doen. Later werd deze taak overgenomen door de gemeentevoorlichter.

Schrijen en zijn vrouw schreven samen de postwissels uit en verstuurden deze naar de deelnemers. Voor 1 maart moest betaling binnen zijn anders had men geen recht op een plaats. Wanbetalers kwamen achteraan op de lijst.

Het bedrag voor plaatsengeld en huur van de kraam op de Sint Joepmarkt was even hoog als voor de normale donderdagmarkt. De Sint Joepmarkt was net als de donderdagmarkt een gewone warenmarkt. Dat betekende dat er alleen plaats was voor geregistreerde kooplui. In de tijd van Zef Schrijen kregen politieke partijen en andere groeperingen geen plaats op de Sint Joepmarkt.

 

Maart

Schrijen liep met zijn medewerkers het parcours langs om te kijken hoeveel meters er beschikbaar waren en maakten aan de hand daarvan een indeling van kramen en standwerkers. Iedere deelnemer kreeg tevoren plaats en aanrijdroute toegezonden.

Het terrein besloeg ongeveer negenduizend vierkante meter. Daarop stond  een lengte van 2,5 kilometer aan kramen, bemand door zo´n 320 kooplui en zo´n 70 standwerkers.

De Putstraat, traditioneel de plaats om bovenmaatse kamerplanten aan te schaffen, kende nogal wat logistieke problemen. Het lag op de aanvoerroute naar de markt. De handelaren moesten hun waar eerst uitpakken op het trottoir en pas als de markt begon mochten de kramen naar het midden van de straat. Nu werden die grote kamerplanten vaak pas op het einde van de markt gekocht, want loop maar eens met een volwassen kamerpalm over de markt! Het gevolg daarvan was weer dat op het einde van de dag de Putstraat niet op tijd vrij gemaakt kon worden voor de afvoer. Uiteindelijk werd besloten om het aantal kramen in de Putstraat te halveren en een gedeelte te verhuizen naar de Deken Haenraetsstraat.

Bepaalde plaatsen hadden de voorkeur van de marktlieden. De plaatsen op de Markt waren voor de vaste kooplui van de weekmarkt en niet zo in trek omdat ze nauwelijks bezoekers trokken. Op de Oude Markt stond men ook liever niet. Deze straat is erg smal en staat bekend om zijn slechte doorstroming. De koopman heeft hier weinig ruimte voor een praatje met de bezoekers. Het meest geliefd zijn de plaatsen op het Kloosterplein en in de Deken Tijssenstraat.

 

19 maart

’s Morgens vroeg om 5.30 uur was Zef Schrijen met zijn medewerkers al aanwezig om de zaak in goede banen te leiden. Op die dag was hij aanspreekpunt voor iedereen en bemiddelaar bij onenigheden die zich konden voordoen tussen marktlui onderling en tussen de marktlui en de winkeliers. Verder was hij ook nog verbindingsman. Er waren in zijn tijd geen mobiele telefoons en Schrijen was de aangewezen man om boodschappen over te brengen.

Om uiterlijk 9.00 uur werd iedereen geacht op zijn plaats te staan. Omdat iedereen met de auto kwam, was het een heel geregel eer iedereen zijn plaats gevonden had . Dat was voorheen anders geweest, toen de standwerkers nog vaak met de trein kwamen en hun waar in een koffertje bij zich hadden.

Om 11 uur kon de marktmeester zich even terugtrekken voor een kop koffie. Rond het middaguur gebruikte hij met zijn medewerkers en genodigden in een van de restaurants aan de Markt de lunch. Het was maar een eenvoudige lunch, want veel geld had hij hiervoor niet beschikbaar. Het budget voor de organisatie van alle kermissen, weekmarkten en de Sint Joep samen bedroeg slechts vijfhonderd gulden.

 

Bekende marktlui

Een heel bekende handelaar was de fluitjesman, ome Gijs, die Toon Hermans in zijn Levensboek beschreven heeft. Ome Gijs noemde zijn fluitjes concertorgels; hij speelde hele aria´s voor zijn toeschouwers.

Ome Daan verkocht boekjes met teksten van bekende liedjes die hij zelf voorzong.

Bertus de Regt, afkomstig uit Middelburg en een groot bewonderaar van Toon Hermans, verkoopt al jaren heel veel praatjes en brengt tussendoor zijn groenteschaaf aan de man.

Mevrouw Jopie Kassing is een van de weinige die als hoogwerker opereert . Een hoogwerker is een standwerker die verkoopt vanuit een auto of verhoogd platform. Toen ze zich de eerste keer aanmeldde bij Zef  Schrijen kreeg ze te horen dat er geen plaats meer was. Ze bleef echter aandringen en kreeg tenslotte een plaats toegewezen aan het einde van de markt op de hoek van de Deken Haenraetsstraat, een plaats die de marktmeester weinig rendabel achtte. Ze wist hier echter met groot succes haar planten aan de man te brengen en kreeg in 1972 zelfs de prijs voor de beste standwerker.

Deze prijs was ingesteld toen de kasteleins rond de Markt besloten hadden om een standwerkerconcours te organiseren om de Sint Joepmarkt nog wat meer kleur geven. De standwerkers werden door een jury bestaande uit Ad Pfennings, Matje Köhlen, Jac Laumen, Gerard Kuppen, Harie Bronneberg en de marktmeester zelf, beoordeeld op humor en originaliteit. Gestreden werd om de Harie Mennestrofee, genoemd naar Schrijens voorganger. Een van de eersten die hem kreeg uitgereikt, was de zoon van ome Daan de liedjesverkoper.

 

Bij het scheiden van de markt

Wanneer de koopwaar weer was ingeladen en de kooplui met hun al dan niet goed gevulde beurs huiswaarts keerden, was de gemeente weer aan zet. De poetsploeg kwam gewapend met waterslang en grote bezems en schrobde de markt weer schoon. Dat was vroeger nog niet zo eenvoudig. De markt was geplaveid met kinderkopjes en vooral smeltwater van vis zorgde voor stankoverlast. In principe was de marktkoopman verplicht zelf zijn rommel op te ruimen, maar helaas, rotzooi die bleef liggen was altijd van diegene die al vroeg vertrokken was.

Als de rust op pleinen en straten was weergekeerd en marktbezoekers alleen nog in het café te vinden waren, dan zat het werk er voor Schrijen op en kon hij na een lange dag huiswaarts keren.

 

Marijke Geilen